Tientallen jaren waren thermo-hygrografen de eerste keuze voor de documentatie van het binnenklimaat in musea. Technisch eenvoudig en begrijpelijk opgebouwd kunnen ze na een relatief korte instructie door het museumpersoneel worden bediend en onderhouden. Bij regelmatige inspecties is een korte blik op de trommel voldoende om te zien of de klimatologische omstandigheden in orde zijn. Dit voordeel kan echter ook als nadeel uitpakken. Want thermo-hygrografen zijn vrij groot en dus opvallend, met als gevolg dat ze in sommige musea zelf weleens als tentoonstellingsstukken beschouwd kunnen worden. Bovendien vergen ze tamelijk veel onderhoud. Het papier op de schrijftrommel moet regelmatig worden vervangen – al naargelang de instelling dagelijks, wekelijks of uiterlijk eens per maand. Bovendien moeten de batterijen van het klokmechanisme en de schrijfstiften regelmatig worden vervangen.
Voor langdurige documentatie moeten de afzonderlijke vellen van de thermo-hygrograaf correct gearchiveerd worden. Door dit regelmatig vereiste onderhoud en door hun grootte kunnen thermo-hygrografen niet overal worden ingezet. In vitrines is er bijvoorbeeld geen ruimte voor. En vanwege hun gevoeligheid voor schokken en veranderingen van positie zijn ze ook voor de bewaking tijdens transport volledig ongeschikt. En tot slot moet ook altijd weer gekeken worden naar de kosten. Deze zijn per meetpunt door het vereiste onderhoud over het jaar genomen tamelijk hoog, ook al kan de hoge aanschafprijs over vele jaren worden verdeeld omdat zo´n thermo-hygrograaf lang meegaat.
Mede vanwege de duidelijke nadelen van thermo-hygrografen worden sinds de jaren ‘90 meer en meer dataloggers gebruikt om het klimaat in musea te bewaken. En na al die jaren zou men kunnen denken dat er intussen een groot aantal perfecte dataloggers speciaal voor musea zou moeten zijn.
Maar dat is helaas niet het geval. Enerzijds omdat deze instrumenten in de regel met het oog op totaal andere toepassingen werden ontwikkeld en ze in musea vaak ‘dan toch maar’ worden gebruikt. Anderzijds bestaat de typische museumtoepassing helemaal niet. Binnen een museum zijn de eisen aan een datalogger zeer verschillend.
Hier moeten de instrumenten onopvallend en goed te bevestigen zijn en via een display een permanente controle van het binnenklimaat mogelijk maken. Met deze laatste functie nemen ze de taak van een thermo-hygrograaf volledig over. Als aan het uiterlijk van de tentoonstellingsruimte zeer hoge eisen worden gesteld, moeten de instrumenten zelfs ‘onzichtbaar’ zijn. Hier loopt het ‘dan toch maar inzetten’ van dataloggers die eigenlijk voor iets anders zijn bedoeld spaak: ze passen wat hun technische design betreft absoluut niet in een museale omgeving.
1. Een beetje geschiedenis: thermo-hygrografen
2. Eisen aan dataloggers in musea
3. Dataloggers meten anders: digitaal in plaats van analoog
4. Dataloggers meten anders: nauwkeurigheid
5. Dataloggers kunnen meer: overige meetgrootheden
6. Dataloggers kunnen meer: alarmen
7. Hoe kom ik bij mijn gegevens?
8. Welke besturingssystemen en software heb ik nodig?
9. Hoeveel geheugen heb ik nodig?
10. Hoe lang gaan de batterijen van dataloggers mee?
11. Is het draadloze bereik voor mijn museum groot genoeg?